Lanceloot Blondeel
€24.90Men kan Lanceloot Blondeel (1498-1561) karakteriseren als een waar renaissancekunstenaar, een echte homo universalis, want hij genoot op vele terreinen grote waardering.
Men kan Lanceloot Blondeel (1498-1561) karakteriseren als een waar renaissancekunstenaar, een echte homo universalis, want hij genoot op vele terreinen grote waardering.
De Stichting George Grard organiseert in 2001 haar derde zomertentoonstelling met werk van een jonge beeldhouwer. George Grard zou in 2001 honderd geworden zijn en dit wordt gevierd met een passend eerbetoon waarin vooral zijn dochter Chantal Grard, de hand heeft.
Anh Duong heeft zich de afgelopen jaren geconcentreerd op portretten van groot formaat en beduidend kleinere zelfportretten. Deze laatste zijn als dagboeknotities, momentopnames van een stemming, een gevoel en een enkele keer een handeling. Ook de grote portretten, vaak van vrienden zoals o.a. dat van Peter MacGough, zijn scherpe, zeer geladen registraties en mede daardoor erg fascinerend.
Het werk van Paul Van Hoeydonck (°Antwerpen 1925) wordt gekenmerkt door een mateloze belangstelling voor de kosmos en sciencefiction. Ruimtestillevens, Bonshommes – robotachtige wezens samengesteld uit wegwerpmateriaal -, mutanten van allerlei aard, Spaceaccidents, Cybs, Astros e.d.m. maken deel uit van ’s werelds meest befaamde kunstcollecties. In 1971 plaatst de bemanning van Apollo 15 het beeldje Fallen Astronaut op de maan, een unicum in de kunstgeschiedenis. In later werk komt ook Van Hoeydoncks fascinatie voor de archeologie steeds meer tot uiting. Dit boek biedt het meest complete overzicht tot op heden.
Het oeuvre van Jean Bilquin (°Gent 1938) dat aanvankelijk expressief georiënteerd was, nam in de jaren ’70 de vorm aan van idolen en gestileerde tekens die sterk door de idee van vervreemding doordrongen waren. Langzamerhand evolueerde hij naar een meer abstracte ruimte waarin de lijn van de Gulden Snede de spanning tussen chaos en wetmatigheid tot uitdrukking bracht. Wanneer in het midden van de jaren ’80 de menselijke figuur, onherkenbaar en als een tijdelijke aanwezigheid, opnieuw in zijn oeuvre verschijnt, zijn sacrale en filosofische citaten niet veraf.
Via korte verhelderende teksten en tientallen hoogkwalitatieve reproducties wordt uitvoerig stilgestaan bij de pracht, de veelzijdigheid en de uitzonderlijke zeggingskracht van het in Brugge bewaarde oeuvre van Hans Memling.
Naast een inleiding door Willy Van den Bussche, een kunstfilosofische bijdrage van Willem Elias en een kunsthistorisch artikel van de hand van Joost De Geest, bevat deze monografie meer dan 180 reproducties van schilderijen en een uitgebreide geïllustreerde biografie van de kunstenaar. Meteen wordt de levensblije schilderkunst van Wolvens die expressionisme, surrealisme en animisme op zeer geslaagde wijze synthetiseerde, alle eer aangedaan.
De wereld van Raymond Minnen is er één van absurde verbeelding en relativerende humor in alle registers, van geestige vondsten tot groteske effecten, van satire tot cynische spot. Het is ook een dubbelzinnige wereld, de dingen balanceren tussen levensecht realisme en losgeslagen fantasie, zoals de monumentale installaties met figuren in gips of polyester naar levend model en zijn replica’s van gebruiksvoorwerpen, levensmiddelen en verpakkingen. De onderhuidse kritiek en de versmelting van kunst en populaire cultuur maken Minnen zowel een erfgenaam van het surrealisme als van de sixties.
Tussen 1966 en 1968 maakte Roger Raveel 33 tekeningen volgens verschillende procédés op het thema ‘Genesis’. Bij deze tekeningen schreef Hugo Claus in 1968, 33 gedichten. Het resultaat werd een uniek document, een complementaire visie op het scheppingsverhaal van twee kunstenaars die men met gerust hart mag betitelen als de grootste schilder en de grootste schrijver die Vlaanderen momenteel kent. Beide grootmeesters grepen het scheppingsthema aan om zich ongeremd uit te leven op de voor hen typerende manier: Raveel met zijn kleuren, vormen en contouren; Claus met zijn rijke, symbolische taal.
Leervluchten biedt een doorsnede van het hele reente oeuvre van Raoul De Keyser (°1930), werk dat zich niet makkelijk laat onderbrengen binnen de classificaties van de hedendaagse kunstgeschiedschrijving.
Bram van den Boogaart, later kortweg Bram Bogart, werd in 1921 in Delft (Nederland) geboren. Al in de jaren ’50 behoorde hij tot de groep van de meest vooruitstrevende informele kunstenaars. Hoewel hij sinds het begin van de jaren ’60 dezelfde – hem typische en volstrekt unieke – techniek gebruikt, is hij er steeds in geslaagd zijn werk te vernieuwen, wat hem tot één van de boeiendste en belangrijkste materieschilders van de voorbije decennia maakt.
Daroema wordt beschouwd als de grondlegger van Chan een Chinese boeddhistische strekking, in het Westen beter bekend onder de Japanse naam Zen.
Aan de hand van een inleidende tekst over leven en werk van de kunstenaar en een selectie van 50 representatieve werken, alle op groot formaat en in kleur gereproduceerd en van een kunsthistorische commentaar voorzien, schetst conservator Norbert Hostyn (MSK Oostende) een boeiend en volledig beeld van de denk- en leefwereld van de nu eens bejubelde, dan weer verguisde James Ensor (1860-1949). Het verhaal van een ophefmakende, controversiële artiest die aanvankelijk school maakt, maar later uitgroeit tot een excentriekeling met vooral veel zin voor pose en ‘commerce’.
In de storm van beelden zijn de betekenissen losgeslagen. Ze verglijden en wervelen rond. Ze laten zich niet meer vastpinnen in een eenduidig beeld.
Jef Verheyen (1932-1984) was een van de eerste monochrome schilders van West-Europa. Hij onderhield nauwe contacten met o.a. Fontana, Klein en Manzoni. Vanaf 1962 nam hij deel aan bijna alle tentoonstellingen van de ZERO-groep. ‘Je peins pour voir’ was zijn devies. Voor Verheyen, die aan een oogziekte leed, was schilderen de ultieme keuze om te zien en te zijn. In deze belangrijke monografie zetten meer dan 60 kleurreproducties deze overtuiging kracht bij.