Pinocchio&Co
€34.90In dit boek bespreekt Olivier Duquenne werk van Alice Anderson, Matthew Barney, Catherine Bay, Katia Bourdarel, Will Cotton, Wim Delvoye, Jim Dine, Anna Gaskell, Karen Knorr en Kiki Smith.
In dit boek bespreekt Olivier Duquenne werk van Alice Anderson, Matthew Barney, Catherine Bay, Katia Bourdarel, Will Cotton, Wim Delvoye, Jim Dine, Anna Gaskell, Karen Knorr en Kiki Smith.
Het uitzonderlijk rijk geïllustreerde album 1000 jaar San Giuliano dei Fiamminghi vertelt het verhaal van Sint-Juliaan-der-Vlamingen vanaf de eerste spore van een refugium in de vroege middeleeuwen tot de culturele en religieuze betekenis die de kerk van Sint-Juliaan vandaag nog heeft.
Vanaf de planning van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen tot op de dag van vandaag is steeds veel aandacht uitgegaan naar de creatie van een stimulerende omgeving voor de patiënten. Het gebouw waarin ze verblijven, van de hand van de architecten Paul Storme en Jozef Van Ranst, de aanblik van de tuinen ontworpen door Jacques Wirtz, het contact met zeer kwalitatieve hedendaagse kunst in de gangen, dit alles heeft ongetwijfeld een heilzaam effect op allen die in het U.Z.A. verblijven en/of werken.
Hoewel hij aan het zintuiglijke en tastbare gehecht is, wil Antoon de clerck (°1923) het momentane overstijgen en een universeel gevoel van tijd en ruimte aanwezig stellen. In een door hem zelf uitgedacht fictief museum toont hij op zeer realistische wijze hoogtepunten uit de moderne schilderkunst. Doorkijken bieden zicht op een fragment van La danse van Matisse, een zorgvuldig opgebouwd retrospectief van Paul Klee of bezoekers bij een Ellsworth Kelly. Hij werpt een koel en registrerend licht op deze kunstwerken die hij als lichtpunten in de moderne kunst beschouwt.
In deze bevattelijke en uitvoerig geïllustreerde publicatie van de hand van prof. dr. Hans Vlieghe wordt voor het eerst uitgebreid en via speciaal daartoe aangemaakte, prachtige detailfotografie stilgestaan bij het religieuze werk van Anton Van Dijck. Daaruit blijkt reeds diens onmiskenbaar vermogen om de gezichtsuitdrukking van zijn personages uit te beelden in een levendige mimiek. Precies dit talent zal hem tevens tot een uitstekend portretschilder maken, eerst van de Antwerpse burgerij, later van de Italiaanse aristocratie en tenslotte aan het hof van de Stuarts in Engeland.
Door naar Afrika te trekken herleidde Miquel Barceló zijn bestaan tot het meest essentiële. Hij ging daarbij tot het uiterste en werkte bij temperaturen van meer dan 50 °C aan tal van aquarellen en tekeningen waarvan het papier krulde van de droogte en waarop het woestijnzand de verf invulde met stof. De binding met het Afrikaanse volk veroorzaakte bij Barceló een waarachtige kloof met de westerse beschaving en dreef hem tot picturale excessen. Enrique Juncosa schreef ‘Poemas Africanos’ bij de stillevens van Barceló die in dit boek werden gereproduceerd.
In deze tin box steken een unieke selectie van 8 recente indrukwekkende marines van Anselm Kiefer. Anselm Kiefer (°1945) behoort samen met Georg Bazelitz, Jörg Immendorf, Markus Lüpertz en A.R. Penck tot de voornaamste vertegenwoordigers van de zgn. ‘Neue Deutsche Malerei’ ook neo-expressionisme genoemd. Door hun zeer expressieve en energieke manier van schilderen, worden deze kunstenaars ook als ‘Nieuwe Wilden’ bestempeld.
Men kan Lanceloot Blondeel (1498-1561) karakteriseren als een waar renaissancekunstenaar, een echte homo universalis, want hij genoot op vele terreinen grote waardering.
Anh Duong heeft zich de afgelopen jaren geconcentreerd op portretten van groot formaat en beduidend kleinere zelfportretten. Deze laatste zijn als dagboeknotities, momentopnames van een stemming, een gevoel en een enkele keer een handeling. Ook de grote portretten, vaak van vrienden zoals o.a. dat van Peter MacGough, zijn scherpe, zeer geladen registraties en mede daardoor erg fascinerend.
Via korte verhelderende teksten en tientallen hoogkwalitatieve reproducties wordt uitvoerig stilgestaan bij de pracht, de veelzijdigheid en de uitzonderlijke zeggingskracht van het in Brugge bewaarde oeuvre van Hans Memling.
Tussen 1966 en 1968 maakte Roger Raveel 33 tekeningen volgens verschillende procédés op het thema ‘Genesis’. Bij deze tekeningen schreef Hugo Claus in 1968, 33 gedichten. Het resultaat werd een uniek document, een complementaire visie op het scheppingsverhaal van twee kunstenaars die men met gerust hart mag betitelen als de grootste schilder en de grootste schrijver die Vlaanderen momenteel kent. Beide grootmeesters grepen het scheppingsthema aan om zich ongeremd uit te leven op de voor hen typerende manier: Raveel met zijn kleuren, vormen en contouren; Claus met zijn rijke, symbolische taal.
Leervluchten biedt een doorsnede van het hele reente oeuvre van Raoul De Keyser (°1930), werk dat zich niet makkelijk laat onderbrengen binnen de classificaties van de hedendaagse kunstgeschiedschrijving.
Bram van den Boogaart, later kortweg Bram Bogart, werd in 1921 in Delft (Nederland) geboren. Al in de jaren ’50 behoorde hij tot de groep van de meest vooruitstrevende informele kunstenaars. Hoewel hij sinds het begin van de jaren ’60 dezelfde – hem typische en volstrekt unieke – techniek gebruikt, is hij er steeds in geslaagd zijn werk te vernieuwen, wat hem tot één van de boeiendste en belangrijkste materieschilders van de voorbije decennia maakt.
Aan de hand van een inleidende tekst over leven en werk van de kunstenaar en een selectie van 50 representatieve werken, alle op groot formaat en in kleur gereproduceerd en van een kunsthistorische commentaar voorzien, schetst conservator Norbert Hostyn (MSK Oostende) een boeiend en volledig beeld van de denk- en leefwereld van de nu eens bejubelde, dan weer verguisde James Ensor (1860-1949). Het verhaal van een ophefmakende, controversiële artiest die aanvankelijk school maakt, maar later uitgroeit tot een excentriekeling met vooral veel zin voor pose en ‘commerce’.
In de storm van beelden zijn de betekenissen losgeslagen. Ze verglijden en wervelen rond. Ze laten zich niet meer vastpinnen in een eenduidig beeld.
Jef Verheyen (1932-1984) was een van de eerste monochrome schilders van West-Europa. Hij onderhield nauwe contacten met o.a. Fontana, Klein en Manzoni. Vanaf 1962 nam hij deel aan bijna alle tentoonstellingen van de ZERO-groep. ‘Je peins pour voir’ was zijn devies. Voor Verheyen, die aan een oogziekte leed, was schilderen de ultieme keuze om te zien en te zijn. In deze belangrijke monografie zetten meer dan 60 kleurreproducties deze overtuiging kracht bij.